BouwbesluitVentilatie |
Bouwbesluit thema's
|
Welke eisen stelt het Bouwbesluit aan de ventilatievoorziening van een woning?
In de artikelen 3.49 t/m 3.53 van het Bouwbesluit staan de eisen waar een ventilatievoorziening aan moet voldoen. Per artikel zal hieronder een toelichting worden gegeven en mogelijke oplossingen worden beschreven hoe aan de prestatie-eis voldaan kan worden bij een woningBouwbesluit eis: Artikel 3.49 Thermische comfort
De toevoer van verse lucht veroorzaakt in de leefzone van een verblijfsgebied voor het verblijven van mensen een volgens NEN 1087 bepaalde luchtsnelheid die niet groter is dan 0,2 m/s.Oplossing
Het artikel heeft als doel tochtverschijnselen binnen de woning tot een minimum te beperken. Door de ventilatietoevoervoorziening in de gevel op meer dan 1,8 meter boven de aangrenzende vloer te plaatsen wordt voldaan aan de maximale luchtsnelheid van 0,2 m/s. Geadviseerd wordt om de afvoervoorziening zo dicht mogelijk bij het plafond te plaatsen, op minder dan 0,3 meter.Wanneer de ventilatietoevoervoorziening lager wordt geplaatst, dan moet worden aangetoond dat de luchtsnelheid in de leefzone van de verblijfsruimte maximaal 0,2 m/s bedraagt. Onder de leefzone wordt verstaan: een fictief vlak, 1 meter vanuit de buitengevel waar de toevoer in bevindt, 0,2 meter uit de binnenwanden en vanaf vloer tot 1,8 meter hoogte. De exacte meetmethode staat beschreven in de NEN 1087. Natuurlijk kan de luchtsnelheid ook worden aangetoond door een KOMOattest van de fabrikant van de ventilatievoorziening. Op dit moment zijn er bij mij twee ventilatiesystemen voor de luchttoevoer bekend die lager geplaatst mogen worden dan 1,8 meter:
- Het ComfortVentilatie systeem van fabrikant Gentle Vent.
- Het PH-schuifraamsysteem van fabrikant Kock van Gelder.
Bouwbesluit eis: Artikel 3.50 regelbaarheid lid 1
Een component voor toevoer van verse lucht is door de gebruiker regelbaar in het gebied van 0% tot 25% van de capaciteit als bedoeld in artikel 3.48. De voorziening laat in de nulstand niet meer door dan 10% van de capaciteit. De fijnregeling heeft, bepaald volgens NEN 1087, naast de nulstand, ten minste twee instelstanden die onderling ten minste 10% van de capaciteit verschillen. De luchtvolumestroom door een zelfregelende voorziening mag over het drukverschil van 1 Pa tot 25 Pa niet meer dan 20% van de nominale capaciteit verschillen.Oplossing
De bewoner moet de mogelijkheid hebben om de ventilatievoorziening op de volgende standen in te stellen:- open
- twee tussenstanden (ten minste 10% van de capaciteit verschillen) binnen het gebied 0 tot 25% van de capaciteit
- dicht
Uit de gegevens van de fabrikant moet blijken of dat aan de eis wordt voldaan.
Worden klepramen toegepast voor de ventilatietoevoer, dan moeten de klepramen worden voorzien van traploos regelbare raamuitzetters om aan het artikel te kunnen voldoen. Let ook op de inbraakwerendheid. Verder moet de ventilatievoorziening goed te bedienen zijn (niet op moeilijk bereikbare plaatsen) en gemakkelijk te reinigen zijn. |
![]() Traploos regelbare raamuitzetter, foto: Buva |
Bouwbesluit eis: Artikel 3.50 regelbaarheid lid 2
In afwijking van het eerste lid, behoeft een overstroomcomponent als bedoeld in NEN 1087 niet regelbaar te zijn.Oplossing
Een overstroomcomponent kan bijvoorbeeld een spleet onder een binnendeur zijn. Aan een dergelijke voorziening worden geen eisen gesteld voor wat betreft de regelbaarheid.Bouwbesluit eis: Artikel 3.51 stromingsrichting lid 1 t/m 4
1. De volgens NEN 1087 bepaalde richting van de luchtstroming voor de toevoer van verse lucht gaat vanuit een voorziening voor luchtverversing naar een verblijfsgebied of een verblijfsruimte. Bij het bepalen van de richting van de luchtstroming blijven bouwwerken en daarmee gelijk te stellen belemmeringen die op een ander perceel liggen, buiten beschouwing.2. De volgens NEN 1087 bepaalde richting van de luchtstroming voor de toevoer van verse lucht gaat vanuit een voorziening voor luchtverversing naar een toiletruimte of een badruimte. Bij het bepalen van de richting van de luchtstroming blijven bouwwerken en daarmee gelijk te stellen belemmeringen die op een ander perceel liggen, buiten beschouwing.
3. De volgens NEN 1087 bepaalde richting van de luchtstroming voor de afvoer van binnenlucht gaat vanuit een verblijfsgebied of een verblijfsruimte naar de voorziening voor luchtverversing. Bij het bepalen van de richting van de luchtstroming blijven bouwwerken en daarmee gelijk te stellen belemmeringen die op een ander perceel liggen, buiten beschouwing.
4. De volgens NEN 1087 bepaalde richting van de luchtstroming voor de afvoer van binnenlucht gaat vanuit een toiletruimte of een badruimte naar de voorziening voor luchtverversing. Bij het bepalen van de richting van de luchtstroming blijven bouwwerken en daarmee gelijk te stellen belemmeringen die op een ander perceel liggen, buiten beschouwing.
Oplossing
Het voorschrift is gesteld om te voorkomen dat een afvoervoorziening als toevoer gaat werken of een toevoervoorziening als afvoer. De richting van de luchtstroom moet dus worden aangetoond. Het gevolg van het artikel is dat elke ruimte voorzien moet worden van een toevoer- en een afvoervoorziening.De luchtstroom bij natuurlijke toevoer via een ventilatierooster in het kozijn bij een slaapkamer zal vanaf de gevel van het kozijn stromen naar tegenoverliggende binnenmuren. De afvoer vindt gebruikelijk plaats via een spleet onder een binnendeur. Het mag duidelijk zijn dat er nu geen tweede toevoer gemaakt kan worden via een andere binnendeur als overstroomvoorziening. Deze toevoer zal niet functioneren maar als afvoer gaan werken ten gevolge van de ventilatierooster in het kozijn. Zie onderstaande tekening.

Bij natuurlijke ventilatie (en mechanische afvoer) kan in principe alleen via de gevels worden toegevoerd (en niet via een overstroomvoorziening) wanneer de ruimte niet voorzien is van een mechanisch afzuiging.
Een toevoer via een overstroomvoorziening is alleen mogelijk indien in die ruimte mechanisch wordt afgevoerd. Bijvoorbeeld in een badkamer, toiletruimte, keuken of in een woonkamer in het geval van een openkeuken.
Ook de uitmonding van een afvoervoorziening in de buitenschil van de woning moet aan bepaalde eisen voldoen om te voorkomen dat de afvoer als toevoer gaat functioneren. Bij natuurlijke afvoer moet de uitmonding minimaal 0,5 boven het dakvlak uitsteken. Wanneer de natuurlijke toevoervoorziening in het dak wordt geplaatst, moet de dakhelling minimaal 45o bedragen. Een exacte berekening is te vinden in de NEN 1087. Omdat natuurlijke afvoer vrijwel niet wordt toegepast in de woningbouw geef ik geen voorbeeld berekening.
Bouwbesluit eis: Artikel 3.52 plaats van de opening lid 1,2 en 3
1. Een instroomopening voor de toevoer van verse lucht van een voorziening voor luchtverversing als bedoeld in artikel 3.47, is zodanig geplaatst, dat de volgens NEN 1087 bepaalde verdunningsfactor van de rook en verdunningsfactor van de binnenlucht die afkomstig is van een uitmonding van:a. een voorziening voor de afvoer van rook, en
b. een voorziening voor luchtverversing voor de afvoer van binnenlucht,
niet groter zijn dan voor die afvoervoorziening is aangegeven in tabel 3.52. Bij het bepalen van de plaats van de instroomopening blijven uitmondingen van een voorziening voor de afvoer van rook en uitstroomopeningen voor de afvoer van binnenlucht van een voorziening voor luchtverversing, die op een ander perceel liggen, buiten beschouwing.
2. Een uitmonding voor de afvoer van binnenlucht van een voorziening voor luchtverversing als bedoeld in artikel 3.47, is zodanig geplaatst, dat de volgens NEN 1087 bepaalde verdunningsfactoren van de binnenlucht ter plaatse van een instroomopening van:
a. een voorziening voor de toevoer van verbrandingslucht, die via een verblijfsgebied of een verblijfsruimte naar een verbrandingstoestel stroomt, en
b. een voorziening voor luchtverversing voor de toevoer van verse lucht naar een verblijfsgebied of een verblijfsruimte,
niet groter zijn dan voor de afvoervoorziening is aangegeven in tabel 3.52. Bij het bepalen van de plaats van een uitmonding blijven buiten beschouwing instroomopeningen van een voorziening voor de toevoer van verbrandingslucht en van een voorziening voor luchtverversing voor de toevoer van verse lucht, die op een ander perceel liggen. Voorts blijven buiten beschouwing instroomopeningen van een voorziening voor de toevoer van verbrandingslucht, die liggen in een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied anders dan voor het verblijven van mensen, en voorzieningen voor het snel kunnen afvoeren van sterk verontreinigde lucht.
3. Bij het bepalen van de verdunningsfactoren als bedoeld in het eerste en tweede lid, blijven bouwwerken en daarmee gelijk te stellen belemmeringen, die op een ander perceel liggen, buiten beschouwing.
Oplossing
Met dit artikel wordt beoogd te voorkomen dat door het gebouw zelf afgevoerde rook weer het gebouw wordt 'ingezogen' en moet worden aangetoond met de verdunningsfactor.Hoe wordt de verdunningsfactor berekend?
De verdunningsfactor heeft betrekking op de minimale afstand tussen de uitmondingen van de afvoer en van de toevoer. De maximale verdunningsfactoren waar de uitmondingen aan moeten voldoen is te vinden in de volgende tabel:soort afvoer |
verdunningsfactor |
Luchtverversing |
0,01 |
rookafvoer voor met gas gestookte toestellen |
0,01 |
rookafvoer voor toestellen met andere brandstoffen |
0,0015 |
De verdunningsfactor moet berekend worden conform de NEN 1087. Deze norm geeft de volgende formule:

waarin:
f | is de verdunningsfactor; |
qv | is de getalswaarde van de capaciteit van een component voor de afvoer van binnenlucht in dm3 /s; |
l | is de lengte van de verbindingslijn tussen de rand van de uitmonding van de toevoer en de rand van de uitmonding van de afvoer in meters; |
C1 en C2 | zijn de verdunningscoëfficiënten uit tabel 3 van de NEN 1087; |
![]() |
is het hoogteverschil tussen de uitmondingen van de toe- en afvoer. |
Voorbeeld

Gegeven
Een uitmonding van de ventilatieafvoer in het dakvlak en een rooster in het kozijn voor de toevoer van ventilatielucht, zie de tekening. De afvoer heeft een capaciteit van 39,2 dm3 /s.Gevraagd
Bereken de verdunningsfactorOplossing
qv = 39,2 dm3 /sl = 8 + 1,2 = 9,2 m1

De verdunningscoëfficiënten moeten worden opgezocht in de tabel 3 van de NEN 1087 en bedragen voor deze situatie (situatie 1 tabel 4 NEN 1087):
C1 = 325
C2 = 650


f = 0,0008 < 0,01 dus voldoet.
Opmerking.
Vanwege copyrights op de NEN 1087 kan ik de tabellen helaas niet online zetten. Om de verdunningsfactoren voor uw situatie te kunnen berekenen moet de norm worden aangeschaft bij de NEN.Op de website www.5gg.nl kunt u wel de verdunningsfactor online berekenen.
Bouwbesluit eis: Artikel 3.52 plaats van de opening lid 4
4. Een instroomopening en een uitstroomopening van een voorziening voor luchtverversing liggen, gemeten loodrecht op de uitwendige scheidingsconstructie van een gebruiksfunctie, op een afstand van ten minste 2 m van de perceelsgrens. Indien het perceel waarop de gebruiksfunctie ligt, grenst aan een openbare weg, openbaar water of openbaar groen, wordt die afstand aangehouden tot het hart van die weg, dat water of dat groen.
Oplossing
Ventilatie toe- en afvoeren voor de luchtverversing moeten minimaal 2 meter loodrecht gemeten op de gevel van de erfgrens geplaatst worden. Zie de tekening .Bouwbesluit eis: Artikel 3.53 luchtkwaliteit lid 1
De toevoer van verse lucht naar een niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied vindt rechtstreeks of via een ander niet-gemeenschappelijk verblijfsgebied of via een niet-gemeenschappelijke verkeersruimte plaats. Ten minste 50% van een toevoercapaciteit bepaald volgens artikel 3.48, vindt rechtstreeks van buiten plaats.Oplossing
Tenminste 50% van de vereiste toevoercapaciteit van een verblijfsgebied moet rechtstreeks van buiten worden aangezogen. Het restant van de toe te voeren lucht mag worden betrokken uit een ander verblijfsgebied of een verkeersruimte die tot de gebruiksfunctie behoort. Deze interne recirculatie van lucht is toegestaan, omdat ze leidt tot energiebesparing, aangezien recirculatielucht niet of nauwelijks opwarming behoeft. Een verblijfsgebied met uitsluitend overstroomvoorzieningen als toevoer is dus niet toegestaan. Let er op dat tussen de voorziening van toe- en afvoer maximaal twee overstromingen aanwezig mogen zijn.Opvallend is wel dat aan een verblijfsruimte geen eis wordt gesteld en zou dus uitsluitend via een overstroomvoorziening geventileerd mogen worden. Mits het verblijfsgebied waarin de verblijfsruimte ligt maar aan de 50% voldoet en mits de overstroomvoorziening ook als overstroomvoorziening kan functioneren (zie artikel luchtstroom).
Rechtstreeks van buiten is overigens wel een ruim begrip. Een mechanische toevoervoorziening van ventilatielucht dat eerst door 50 meter luchtkanaal moet stromen voordat de aangezogen buitenlucht de ruimte bereikt wordt ook onder rechtstreeks van buiten verstaan.
Bouwbesluit eis: Artikel 3.53 luchtkwaliteit lid 4 en 5
4. De afvoer van binnenlucht uit een verblijfsgebied of een verblijfsruimte waarin zich een opstelplaats voor een kooktoestel, als bedoeld in artikel 3.48, derde lid, bevindt,vindt rechtstreeks naar buiten plaats. Ten minste 21 dm³/s van de capaciteit van de afvoer van binnenlucht uit een verblijfsgebied of een verblijfsruimte waarin zich een opstelplaats voor een kooktoestel, als bedoeld in artikel 3.48, derde lid, bevindt, wordt rechtstreeks naar buiten afgevoerd.5. De afvoer van binnenlucht uit een toiletruimte of een badruimte vindt rechtstreeks naar buiten plaats.